Bornhack

2025
9 dagen Hacken, Vakantie

In het kort

De reis naar Denemarken gaat met buurman Yvo mee, dan sluiten we ons aan bij HackerSpacesNL (HSNL). Een weekje hacken en kamperen in een overdaad aan zon en regen volgt.

dinsdag

Ben ik net goed en wel terug uit Italië, staat Bornhack alweer voor de deur. Weer erop uit, maar dan heel anders. Leuk toch?

Vantevoren heb ik al afgesproken dat buurman Yvo mijn kampeerspullen naar Denemarken rijdt. Zelf zal ik met een rugtas per trein gaan. Dat plan verandert echter wanneer Yvo aanbiedt om mij in de auto mee te nemen. Hij heeft één plekje over en vindt het wel gezellig. Ik ook.

Dus rol ik op maandag met een eigen karretje mijn kampeerspullen tweehonderd meter over Park de Kotten. Yvo laadt het direct in de ‘ponywagen’ die voor zijn huis staat. Het is een dichte aanhanger met harde schil die in principe een Shetlandpony vervoeren kan. Maar dat doen we nu niet.

Net als alles in de wagen ligt breekt er een stortbui los. Tja, ik moet nog naar huis wandelen en later naar paardrijden, die regen doet me niet echt wat. Dus na een kort gesprekje onder de luifel vertrek ik en kom doorgeweekt thuis aan. Geen nood, droge paardrijkleren liggen klaar. Én door!

Snel knuffel ik Mokje een laatste maal en haast me met mijn tassen naar beneden. Wat fijn dat ik niet met de trein hoef!

Dinsdagochtend vieren Michel en ik eerst zijn verjaardag. Mokje komt ook even kijken hoe leuk cadeaupapier is. Ik herschik mijn laatste tassen en doe nog een afwasje. Door het raam zie ik Yvo al voorrollen. Hij is wat vroeg, en avontuurlijk ingesteld, dus hij rijdt de ponywagen achterwaarts in. Yolo!

Ik leg de duffel achterin en spring in de Saab. Let’s go.

We rijden vandaag maximaal 80, 90 kilometer per uur. De aanhanger is ongeremd en sneller rijden is niet veilig. We zullen tegen het eind van de middag Hamburg bereiken, waar ik in Hasloh camping ‘Tante Henni’ alvast geboekt heb.

Hasloh

We rijden noordwaarts, naar ik denk: Hamburg. Maar niets is minder waar. Ten eerste zweert Yvo bij de oversteek van de Elbe met het pontje. Het pontje ligt tussen Wischhafen en Glückstadt, zestig kilometer ten oosten van Hamburg. Ja, daar heb ik de camping niet op uitgezocht! Enfin.

Vervolgens rijdt hij ooik niet langs Bremen, maar noordwaarts langs Bremerhaven. Ik zeg je: het is hier wel heel rustig, het lijkt bijna Denemarken al.

Bij Wischhaven gaan we even tanken en haal ik – jeugdsentiment – een vrolijk zakje Skittles bij de pomp. Dan staan we een half uur in de wachtrij, want er kan maar een beperkt aantal voertuigen op elk pontje. Eindelijk mogen we mee.

We hebben onderweg mijn reisbingo gespeeld (iets minder fanatiek dan met Michel) en we hoopten hier aan de dijk schaapjes te zien, maar dat blijft uit. Toch zoeken we vrolijk door naar andere woorden op de bingokaart.

Tegen de avond bereiken we Hasloh, een lieflijk plaatsje ten noorden van Hamburg. Ik heb onze plaats al bekeken op de online kaart, en we kunnen na de kenteken-herkenning gelijk doorrijden het terrein op. Wat makkelijk dit! De eigenaar zit op een barkruk voor zijn eigen ‘vijvercafé’ en zwaait ons beleefd toe. Inchecken hoeft niet meer, alles is online al geregeld. We mogen de auto én aanhanger zo aangekoppeld op ons veldje laten staan. Tevreden zetten we onze kleine trekkerstentjes tegenover elkaar op. ‘Avondeten?’ vraagt Yvo.

Dan raast het eerste vliegtuig over. Eh? \nWe checken Flightradar24 terwijl de tweede kist overvliegt. Oh! We zitten hier letterlijk onder de startbaan van Hamburg airport! Jeetje. Toch valt die tegenslag ook wel weer behoorlijk mee. Zo eens per uur komen er vijf vliegtuigen over, waarvan de helft je gesprek wezenlijk verstoort. Daarna is het weer lange tijd stil.

Yvo heeft stoeltjes, een tafeltje, tovert een gaskomfoor tevoorschijn, en warmt twee blikjes tomatensoep op. Brood erbij en we zijn helemaal voorzien. Echt mensen, deze jongen zorgt goed voor mij! (hij is nog vrijgezel, ladies!)

Na de afwas ga ik even fietsen door het dorp. Als je even al die overkomende vliegtuigen vergeet is dit echt een prachtig plaatsje met mooie vrijstaande huisjes. Het doet me denken aan de wijk Kastelli in Oulu, waar ik vorig jaar met Michel in Oulu nog eens naartoe gefietst ben.

Nadien ga ik op de camping in de ‘bubbel’ aan de vijver zitten. De bubbel is een enorme kunststof bal; een beetje stoffig, maar warmer dan de omgeving, en gewoon lekker om daarin op de loungebanken te zitten. Yvo is gedoucht en in z’n tent gaan liggen. Dat is allemaal prima geregeld hier, het sanitair is modern, ruim en supernetjes. Er staan twee witte cabines met elk drie ruime badhokjes. Elk hokje heeft een bankje, een volwaardige douche, een hangtoilet, en een wastafel. Bovendien zijn er voldoende haakjes en staat er een flesje geurstokjes. Campings van vroeger waren lang niet zo luxe…

Na het lezen schuif ik mijn tentje in. Lezen, slapen, en zien wat morgen brengt!

woensdag

Hasloh

’s Ochtends vroeg pakken we onze tentjes weer in en gaan op pad.

Ik heb geen goede nachtrust gehad. Mijn zelfgemaakte slaapdeken deed een goede poging me warm te houden, maar de wind woei frisjes door mijn enkeldaks trekkerstentje. Met gewatteerd jasje, merinolegging en -sokken lag ik nog te rillen van de kou. Geeft niet erg: dat ben ik dus gewend. Ik heb goede hoop dat het kamp, in mijn geweldige dubbeldaks Eureka! tent, wél warme nachtrust biedt.

We pakken aan de snelweg één van de eerste Raststättes om een goede kop koffie te drinken. Het is nog maar half negen, dus ik trakteer mezelf op een cappuccino. Yvo neemt een simpele Caffè Crema en een pretzel. Yvo is gek op pretzels.

Hoewel er Italiaanse meisjes achter de toog staan, zijn de koffies niet best. Ach ja. Yvo suggereert dat ze net een nachtshift achter de rug hadden, want hij zag fris personeel binnenwandelen. Kan ook.

We stappen weer in de Saab en suizen door.

Aabenraa

Grens!

Bornhack

‘Twaalf uur zijn we er’ kondigt Yvo aan, en daar krijgt hij gelijk in. We rollen de bekende weg naar het padvindersterrein naast Gelsted in. Op de hoek, waar routes voor parkeerterrein en kampterrein zich splitsen, zitten Pascal en zijn vrouw Maja. Die ken ik nog niet, maar Yvo wel. We zwaaien vrolijk en worden doorgelaten naar het kamp. De slagboom gaat open en we kunnen met onze waar het terrein op.

Yvo rijdt een rondje terwijl Maja ons op de fiets naar ‘onze’ HSNL village begeleidt. We stoppen voor een mooie grote feesttent van wit zeildoek, die Erik voor de groep blijkt te hebben aangeschaft. Gelijk stromen er groepsleden toe die weten wat hen te doen staat: de keukenspullen uitpakken en de keukentent opzetten. Ik duik ook in de ponywagen en haal al mijn bezittingen eruit.

Jenny biedt haar hulp aan in het zeulen van al mijn bagage naar een betere plaats. Dat is goed, die weet ik alleen nog niet. Maar er is tijd, want iedereen is alweer met iets anders bezig. Ik loop zo ver mogelijk het veld af achter onze villagetent. Daar, tegen de glooiende bosrand aan, wil ik staan. Hoeveel teken zullen daar nu in het gras zitten?

We slepen al mijn waar naar de door mij gekozen plek en al gauw volgt Yvo. Hij wil zijn tent wel naast de mijne zetten. Zie, mensen die houden van rust. Sta je dichter bij de villagetent, dan kun je er ’s nachts last van hebben dat lang kwebbelende tentgenoten je uit je slaap houden. Dat zal ons niet gebeuren.

Ik bouw op en krijg hier en daar hulp bij het omhoogduwen van mijn tent. Zodra de zes stokken een vrijstaande koepel vormen kan ik op eigen houtje verder. Ik ben blij. de zon brandt op mijn tent. Ik loop binnen en zeg na vier jaar eindelijk weer eens ‘halloooo tent’ tegen het binnenste. Ik heb deze geweldige tent nu al vijftien jaar en hij bevalt me zeer. Vrijstaand, met stahoogte, zijdeuren voor ventilatie, een grote voordeur voor het inschuiven van al je bagage. Het komende uur installeer ik me.

Ik heb wel een dikke spin uit mijn slaaptent te zetten. Zilvergrijs met pronte pootjes en een kogelrond lijfje. Ik schep hem gewoon tussen twee handen en zet hem over de rand. Later zal hij terug zijn, dan zet ik hem echt buiten de tent. Spinnen worden me al gauw gewoon. Hoe kon ik het vroeger ooit eng vinden om ze op te pakken?

Ik ga eens gedag zeggen in de villagetent. Het blijkt dat iedereen op de app Telegram zit, op twee personen na. Het wil zo dat ik Telegram in het verleden wel gehad heb, maar verwijderd. Nu wil hij op mijn nieuwe telefoon niet installeren; ik moet eerst mijn oude telefoon erbij hebben en daarmee verifiëren. Het is maar de vraag of dat de blauwe Pathwise-telefoon is. Telegram kun je mailen met een issue report, maar daar reageren ze absoluut niet op. Boo, Telegram! Gedoe, gedoe, waar ik niet aan wil. Gelukkig maakt de andere verstekeling een Signal-groep aan, dus wie wat toeteren wil doet dat nu over twee kanalen. Ook de etens- en afwaslijst blijkt gewoon een Google Spreadsheet waar ik zonder Telegram ook wel bij kan. Blijmoedig schrijf ik me gelijk in voor alle afwasbeurten. Ik kook immers niet, dan moet ik wel een tegenprestatie leveren.

Eens zien wie er naar de supermarkt gaat, want gisteren is mijn deodorant ter ziele gegaan en mijn tandenpasta-tabs blijken treurig en ontoereikend.

Aarup

Even een polsbandje halen, en dan stap ik bij Erik in de auto. Het is een zwijgzame grote man, maar over zijn hobby’s en bijzondere eigendommen praat hij graag. Zo heeft hij een superhippe VolksWagen Caddy, een uitvoering die in Nederland niet te koop is. Enorme laadruimte en hip dashboard. Onderweg laat hij me alle artificial intelligence zien die het voertuig bezit. Als de Alfa 159 dat alleen al had…

We rijden niet naar Gelsted, maar iets verder: Aareby. Het plan voor vanavond is namelijk om hamburgers te bouwen (ja, je maakt ze niet, je bouwt ze) en we hebben wat principiële eters in de tent, van veganisten tot aan pescitariërs, lactose-intoleranten en alles in between. Dus moeten er sowieso vega hamburgers komen en de grote supermarkt in Aareby heeft nou eenmaal alles.

Ik koop uit de ramsjbakken een deo en een mega-tube tandpasta met de naam ‘Dr. Jones’. Dan als kicker: een 3-literdoos droge witte wijn en twee brownie-cakes. Verre weg het beste waar voor mijn geld. Dit laatste bewaar ik natuurlijk privé in mijn tent, voor in de armoedige stille uurtjes. Ik geniet graag in stijl van mijn introversie, mensen.

Op de terugweg vertelt Erik me nog van alles over zijn andere hobby: fotografie, en ik ben er stil van hoeveel Canon camera’s en lenzen hij in bezit heeft. Erik is een stille, bescheiden man met hobby’s van formaat.

Terug op het kamp gaan we dus uiteraard hamburgers bouwen. Mjam!

Bornhack

Hier een foto van mijn goed gelukte hamburger. Ik heb er alleen een best volle beker wijn bij ingeschonken – ik moet nog even leren hoeveel tellen ik het tuitje ingedrukt moet houden voor een beschaafde bel. Natuurlijk ga ik geen wijn weggooien, dus ik word eerst teut en daarna heb ik al voor het slapengaan hoofdpijn.

Nadat ieder zijn eerste hambo op heeft ga ik met Jurjen alvast de eerste ronde borden afwassen. Het is heerlijk nu de avondzon het terrein wat minder zinderend warm heeft gemaakt. We keuvelen er leuk op los terwijl we deze eerste batch borden en bestek wegwerken in de keukentent verderop op het terrein. Maar, bij terugkomst staan alle pannen en overige vaat er nog. Eh ja… maar door mijn roes denk ik er op dat moment eigelijk niet aan.

Om de dag af te sluiten ga ik al wel even douchen. Dat is het mooie hier: de douches zijn nooit allemaal bezet. Je moet er wel een eindje voor lopen naar het einde van het kampterrein. Het oude stenen gebouw herbergt twee voorportalen met verschillende spoelbakken en wastafels. Daarachter zijn per portaal twee douches en vier wc’s. Het is oud (met sinds mijn vorige bezoek nieuwe thermostaatkranen) en de vreselijkste langpootmuggen hangen aan de muur boven je hoofd. De putjes lopen niet goed door en van de douchegordijnen (if any) vraag je je ook van alles af. Maar het zijn geweldig lekker warme douches; betrouwbaar, beschikbaar, heerlijk.

Ik was nog steeds teut, dus ik ga gelijk erachteraan maar slapen.

donderdag

Bornhack

Wakker, warm geslapen, zon op de tent… tijd voor het ontbijt. Ik pak weer een proteïnereep uit Italië. Echt een stevige koek van weet ik wat, met vage mangosmaak en een laagje witte chocolade. Vraag het mij niet, maar proteïnerepen zonder chocolade schijnen niet te bestaan. Wat een lamme wereld leven we in.

Ik vul mijn AeroPress To Go met een beetje goede Lavazza-koffie, schenk er wat lauw water uit mijn waterzak op en schud een beetje. De To Go-variant van de AeroPress heeft ook een roerstaaf, maar die wordt toch alleen maar vies. Centrifugaal schudden werkt best. Dan loop ik, met proteïnereep in de zak, en AeroPress balancerend in de hand, naar de villagetent. Perfect, daar staat de waterkoker, en er is ook nog recentelijk wat water gekookt. Ik giet het beetje erop en druk de AeroPress aan tot hij een tevreden ‘pffffwwwwt’ zegt. Dat betekent dat je het ‘koekje’ doorweekte koffie hebt bereikt en er nu een aardig kopje koffie onder in je beker zit.

In de tent staan nog twee of drie meer AeroPresses, in de loop der jaren aangeschaft door de anderen. Ze zijn vergeeld en flink gebruikt, want wie van goede koffie houdt maakt het hiermee. De anderen drinken…jawel…oploskoffie. Yech.

Het is druk in de tent en ik trek dat al gelijk niet echt. Ik wandel door de zon terug naar mijn eigen, al hete tent – zelfs met de zijdeuren open op gaas waait het niet lekker door (nadeel van tegen een dijkje aan staan). Ik doe mijn best, zijg neer, en ga in stilte mijn koffie zitten nippen. Tegelijk bel ik Hofmarketing even. Ja, bevestigt hun medewerkster, de A4-flyers die ik namens de Wendezoele voor ze besteld had zijn aangekomen. Mooi!

Ik kuier terug naar de villagetent en breng de dag door. Er zijn veel nieuwe mensen om kennis mee te maken, oude bekenden, drukke gesprekken, uiteenlopende meningen. Natuurlijk komt WHY 2025 en het daaromheen spelende debacle ook grondig aan bod. De organisatie die elke vier jaar een Nederlands hackercamp organiseert rammelt al jaren, dat heb ook ik van dichtbij gezien. Dit jaar zou ik in het pers-team zitten, maar veel was er niet te doen. Daarom besloot ik met de oprichting van Pathwise eruit te stappen. Anderen zijn doorgegaan en er is zelfs nog een hele rel geweest. Er zijn spanningen, en daardoor gaan sommigen nu wel in augustus naar WHY – om nog eer van hun maandenlange werk te hebben – en anderen, ik incluis, gaan gewoon niet. Ik zit liever op Bornhack, het ‘Zwitserland’ onder de hackercamps dit jaar, neutraal gebied en een prettig georganiseerd kamp.

Tegen de middag verveel ik me stierlijk. Ik wil naar een WiFi 7-talk, maar daar aangekomen gaat hij niet door. Ik loop gauw maar weer weg bij de talk die me niet interesseert.

Het is in de villagetent te druk om te werken, in mijn eigen tent te heet om te werken, … en eigenlijk heb ik ook geen bal zin daarin. Ik ga een klein wasje doen en hang het aan een provisorische waslijn naast mijn tent. Twee keer knipperen en het is droog, met die hitte hier.

Later in de middag kom ik nog vast te zitten op het toilet. Halverwege het kamp zijn de padvinderstoiletten; een houten huisje met aan twee zijden twee toiletjes en drie wasbakken; alles van hout, met een golfplaten dak, en echt tjokvol spinnen en gestorven motten. Heb vooral geen vrees hier. Enfin, ik wil van het toiletje af, maar het slot draait door, en door. Ik duw. Vraag mijn buur-persoon om me te bevrijden. Dat doet diegene. Daarna weet ik: het slotje zit regelmatig vast. Daarom ben ik vanaf nu support voor ieder die ik vast hoor komen te zitten. Ik spreek ze rustig toe tot het slot openspringt.

’s Avonds is er weer goed vertier: om 20:00 begint Hacker Jeopardy! Yes, daar houd ik van. Ik schenk een flinke bel wijn in, neem een hap brownie, en vertrek met Merijn naar de maintent. Heerlijk, deze spelshow. De gekste categorieën komen voorbij, de lastigste vragen. Regelmatig mag het publiek een gooi doen. Blijft het antwoord uit, dan wordt het Jeopardy-muziekje fanatiek gefloten vanuit de zaal. Echt, heerlijk.

Na Jeopardy zit ik nog een tijdje in onze village-tent. Het is donker, rustig, waar iedereen is weet ik niet. Het is net een familie die in- en uitvliegt. Ik zit een beetje met Anne-Jan te praten als Edwin binnenstommelt. Hij is aangeschoten en zoekt middelen om het centrale kampvuur aan te steken. Oh, dat weet ik wel! Vier jaar geleden nam ik hier op de laatste dag de hand-sanitizer mee – het was toen nog recentelijk post-coronatijd, dus dat stond er ten overvloede. Nadien heb ik bij flatbarbecues thuis ontdekt dat die sanitizer echt brandt als een malle. Je hoeft het maar over je droge hout te spritzen en aan te steken. Edwin vertrekt op queeste naar de toiletgebouwen en komt evenlater wat sip terug: hij had per ongeluk een pompje onschuldige handzeep meegepakt. Dat fikt niet.

Awel, als ik een half uurtje later, onder genot van een Mümmelmann notenlikeur, naar het vuur loop, brandt het aardig. Er liggen zakken marshmallows en hier en daar is wel een lange tak te vinden. Dus we roosteren wat en ik praat met Inne over de oprichting van Pathwise, tot het tegen twee uur tijd wordt om naar bed te gaan.

De stroom is gedurende de avond meermaals uitgevallen en nog niet terug. Ik leg de telefoon voor de nacht maar weer aan de powerbank.

vrijdag

Bornhack

Een nieuwe dag! Ik was heel optimistisch zonder pyjama gaan slapen en daar heb ik ’s ochtends spijt van. Snel trek ik mijn slaapspul nog aan, maar echt warm krijg ik het niet meer. Dan blijf ik maar extra lang liggen, tot de zon in mijn tent brandt. Dan zijn die warme slaapkleren weer te veel.

Ik ben vanochtend rustiger. Voorbereid met koffie en mijn proteïnereep wandel ik naar de villagetent. Er is al water gekookt, dus ik kan gelijk koffiedrinken. Ik ben wat laat, dus de tent zit al vol.

Ik hoor dat Pascal, zijn vrouw Maja, en Yvo een ‘loppe-run’ willen gaan doen. Dat betekent tweedehands winkels afstruinen. Ik kan mee. Het is al heet, midden op de dag, maar aan de horizon zien we wel donderkopjes. Waar ik anders mijn tent door laat luchten (gazen dicht, deuren open) rits ik hem nu dicht. In de tent wordt het dan vies warm, maar liever dat dan terugkomen bij een volgeregende tent. Het gaas houdt spatjes tegen, maar geen volle hoosbui.

Rugzak mee, wie weet wat ik nog koop.

We gaan naar een loppe heel dichtbij, tussen het kamp en Gelsted in. De groep ziet leuke spullen, maar de winkel accepteert alleen contanten, en niemand heeft dat. Dus we zoeven even naar het dorpscentrum en pinnen allemaal wat. Dertig euro lijkt me wel genoeg om me geen buil aan te vallen.

We rijden eerst naar andere loppes. We komen door het gehucht Bubbel. Veelal Rode Kruis-winkels op onze hele run. Ik vind een mooi groot Lavazza-blik voor mijn koffiebonen, en drie handige reflectoren.

In een andere loppe vind ik merinotruien en een nette sjaal. En dan… Deense Ponyclubs! Drie met Malle in zijn jonge jaren erin. Ze gaan mee! Ik app het gelijk aan tekenares Lena. Een hoop hartjes terug. Ze wil precies weten hoe ‘haar’ Malle er in mijn geboortejaar uitzag.

De lucht wordt ondertussen steeds dreigender. We vinden ondertussen uit dat avondeten nog een groot vraagteken is, en Pascal voelt zich verantwoordelijk, dus we doen een supermarkt aan en kopen wraps en salade voor alle eters.

Ik vind een rolletje bruin dubbelzijdig klittenband – dat bij de kassa zeer moeilijk geprijsd blijkt – en een reepje Fazermint. Daardoor blijf ik even steken terwijl de rest van de groep al richting auto wandelt.

We rijden nog even langs de eerste loppe en ik koop nog wat kleine dingen: een bruin bagagetasje, en twee nylon zakjes ‘compressiesokken’ (ongedragen!) van Givenchy, voor Singapore Airlines. Zoek maar eens op de ‘Givenchy amenity kit’ van deze vliegmaatschappij. Er horen oorspronkelijk ook nog een tandenborstel en een oogmasker bij. Het totaalpakketje doet op eBay best nog wat dollars.

We rijden terug naar het kamp met onweersbuien nu flink boven ons. Op het kamp barst het pas los, maar echt noodweer blijft uit. We zitten wat onder de shelters. Het wordt gauw weer zonnig en heet. Tijd om wraps te eten dan maar! Daarna doen we de afwas, en ik ga weer mee. Dat blijkt achteraf slim, want zo hoef ik de rest van de week niet meer af te wassen.

Nadien zit ik nog wat bij de villagetent, en merk dat ik écht niets meer uitvoer. Is dit nou vakantie? Eindelijk. Volgend jaar in Italië al mee beginnen.

Nadien ga ik in mijn tent L’Agence kijken. Laatste aflevering, dus ik zeg mijn Netflix-abonnement weer op. Ik ben moe… hup naar bed.

zaterdag

Bornhack

Ik word loom wakker. Zei ik al dat ik heb opgegeven ook maar íets te doen? Ik zit een half uur suf in mijn slaaptent te filosoferen. Dan bereid ik een koffie voor en stommel naar de villagetent.

We horen dat van zondag op maandag er een fiks noodweer over zal trekken. Iemand zegt ‘8’ wat door een ander geïnterpreteerd wordt als het huiveringwekkende windkracht 8 (Beaufort). Het blijkt om het iets rustigere 8 m/s oftewel windkracht 5 te gaan. Toch zie je ieder in consternatie gelijk naar zijn of haar haringen grijpen, en spookverhalen oprakelen van rondtollende tentkluwens bij eerdere kampen (het Katamari-effect). Ik spreek Erik even aan en vraag hem met zijn vakkundigheid mijn tent van beter vastgenagelde scheerlijnen te voorzien. Dat wil hij wel, maar niet als hij naar de supermarkt is, en vóórdat hij aan het nasi maken begint. Oké.

Verder gebeurt er deze dag niet veel. Het wordt gewoon snel warm en de villagetent is dan ook niet echt lekker. Ik zit nog wat, maar sluip na enige tijd met laptop en lader naar de maintent. Stroom en een goede zitplek, ik bereid twee Hackaday posts voor en ga wat dingen editten. Er wordt in het Deens gediscussieerd over de overheid, Facebook, en van alles dat ik niet versta. Ik tik en muis door.

Dan komt er een persoon in een veel te warme strakke lakjurk vertellen over radiosignalen op en rond het kamp. De persoon praat luid, nasaal, en nog wel in het Engels, dus mijn efficiënte neemt met sprongen af. Ik vraag Bart de Belg (die naast mij is komen zitten) mijn stroom uit te pluggen en verlaat netjes de tent. Op zoek naar nog meer rust.

Buiten de tent is het nog steeds niet te harden. Had ik ’s ochtends van verveling al een wasje gedraaid: dat hangt nu keurig stijf droog naast de tent. Het is echt zinderend heet. Ik ga maar douchen.

Het kost me even om een leeg douchehokje te vinden. In het proces vind ik ook het bubbelbad (koud, verlaten) en de sauna (vol met ongemakkelijk zwaaiende zwetende nerds) en dan bij de tweede deur: net schoongemaakte vrije douches. Het zijn er twee: de linker heeft geen broeskop meer, de rechter is echt heel aftands (op de thermostaatkraan na). Afijn, ik wil douchen, niet zeuren.

Ik kom er na een goede, bijna te warme douche weer uit. Bijna gelijk zweet ik weer. Wat helpt het nog? Gewikkeld in mijn reisbadlaken wandel ik me droog op de terugweg naar het kamp.

Ik trek weer kleren aan en ga even in mijn tent zitten, die al iets acceptabeler wordt. Het internet valt echter weg en ik heb een klotehumeur, god weet waarom. Ik zet me met een stoeltje en mijn naarstig leger rakende telefoon vlakbij de keukentent. Ik kijk stomme filmpjes. Had ik maar L-Tyrosinetabletten, dan klaarde mijn humeur wat op.

Ik kom gelukkig in gesprek met een Fins meisje dat hier op roadtrip is met haar Deense vriend. Onderhand is ook de avondmaaltijd, pokebowl, klaar. We nemen allemaal een flink bord en gaan buiten onder de shelter zitten, waar het qua hitte nu redelijk te doen is.

Het gedrag van de mannen begint me de keel uit te hangen. Vroeger lachte ik om alles. Heldenverhaal stapelt zich op heldenverhaal, wat de één heeft getrotseerd was voor de ander een eitje. Als vrouw is dit totaal niet mijn conversatiestijl (meer). Ik kom er ook gewoon niet tussen. Het lijkt wel alsof niemand écht iets van een ander wil weten. Dus houd ik mijn mond en lach niet eens, de helft is toch bluf. Zo eens in het uur weet ik wel een rake opmerking te maken. Het merendeel van de conversaties zone ik gewoon uit. Was het altijd al zo? Het is al twintig jaar zo. Dit is wat vrouwen ‘mansplaining’ noemen en dat is voor mannen nou net een blinde vlek, want het is hun natuurlijke conversatiestijl.

Bij het eten kom ik Belinda weer eens tegen. Ze deelt een caravan met Emiel, die ik ook ken van heel vroeger. De schappelijke mensen zijn gebleven, besef ik. Belinda is vooral heel blij met haar nieuw verworven vrijheid en ik gun het haar. Met haar ex-man, die ik langer ken dan haar, kunnen we ook nog wel door een deur. Dat ze uit elkaar zijn vond ik jaren geleden al een gezondere keus.

Na het eten zitten we weer in zo’n blufrondje. Men respecteert mij wel, maar toch, deelnemen zit er voor mij niet in, en ontvangen wordt op een gegeven moment te veel. Ik ga maar eens warme kleren aandoen (ja, echt!). De zon is bijna weg, vanaf nu is het fris!

Als we daar zo zitten komt er af en toe een jongen voorbij. Hij wandelt rustig tussen onze tenten door en beklimt de heuvel tussen mijn en Yvo’s tent. Keer op keer. We laten het maar een beetje gaan, hij zit vast in een nabije tent en gaat daarboven plassen. Hij neemt wel opvallend veel spullen – soms zelfs eten – mee naar boven…

zondag

Bornhack

Vannacht heb ik prima warm geslapen. Het wordt echt steeds beter zo.

Nadat ik mijn tweede koffie op heb spreek ik Erik eens aan. Hij loopt met me mee naar mijn tent en ik laat hem zien wat ik aan haringen heb. Al vijftien jaar tors ik netjes dikke gele kunststof haringen mee, in veronderstelling dat het ‘strandharingen’ zijn – om je tent in mul zand op te zetten. Niets blijkt minder waar. Erik grijpt een hamer en tikt de kunststof joekels zo de aarde in. Het zijn dus gewoon haringen! Hij spant de tent netjes af en en ik ben tevreden. Die storm van vannacht mag nu komen.

Ik breng de dag weer door met vooral uit de zon blijven, boeken lezen, onder de shelter met tentgenoten praten. Van die incidentele gesprekken zijn wel leuk, weet je. Je ziet elkaar jaren niet en ieder maakt z’n groei door. Ik ben op een punt dat ik veel meer geniet van andermans reis beluisteren, dan zelf maar vertellen.

Jolien en Inne weten dat er een textielworkshop is vanmiddag. Ik haal voor het idee mijn gehavende grijze merino-vest op en wandel mee naar de padvindershutten. Eerst zitten we buiten, waar een smidse-workshop gaande is. We blijken binnen te moeten zijn. Daar ontmoet ik Akka, een jong persoon die een ouderwetse Husqvarna-naaimachine heeft meegebracht. Ik vraag snel diens ‘pronouns’ en dat blijkt ‘she/her’ te zijn. Dat is op dit kamp sowieso verstandig om niet te snel aannames over te doen.

Ik pak Akka’s naaimachine uit en ga aan de kopsekant van een tafel zitten, zo, dat ik lekker in de koele wind van buiten zit. Aanvankelijk wil ik de scheuren in mijn trui met een zigzagsteek fixen, maar dat laat de elastische stof niet toe. Dus vind ik een grijze spoel en neem dat als draad om verder met de hand te naaien.

Dat ik naast de naaimachine zit vindt Akka wel handig. Ik ben opgegroeid met Husqvarna’s (ik bezit er twee, zo laat ik haar op mijn webcam zien) en ik kan ze als geen ander inrijgen en troubleshooten. Zo kan Akka zich met de uitgifte van textiel en riempjes aan anderen bezighouden, en ik met de machine-naaiers.

Belinda is met me mee, Jolien komt nog langs, en dan nog een handjevol anderen. De helft moet ik in het Engels uitleggen, wat ook wel eens leuk is. De naaimachine is echt een tank, hij naait moeiteloos over dubbele riempjes van dik nylon heen. Perfect. En als we dan eens een naald breken, dan is die met onze nerd-kennis ook zo weer vervangen. Ik leer mensen afhechten, afzigzaggen, en rechte lijnen naaien. Superleuk.

Zelf kom ik ondertussen ook nog prima aan alle gaten in mijn merinovest toe. Terwijl ik op de naaiers let maak ik gat voor gat provisorisch dicht. Ik zou dit vest niet meer naar het werk aantrekken, maar hij is heel compact en heerlijk warm. Ik blijf hem tot in het oneindige oplappen.

Als we terugkomen bij de tent is de nasi al in de maak. Erik is iemand van ‘grote stappen snel thuis’. Pannen vol smakelijke nasi verschijnen op het buffet (één tafel in de villagetent waar continu eten en fruit staat). Hij blijft ook maar doorgaan. Na 2,5 bordje nasi zitten we allemaal echt wel vol, dus iemand doet een shoutout in een online channel. Gelijk stromen uit allerlei buurtenten mensen toe. Gewapend met eigen bordjes en bestek krijgen ze ook een gulle portie van onze overload aan nasi.

Met dit stevige bodempje vertrek ik naar mijn eigen tent. Maar ho – wat hoor ik? Erbarmelijk gejank vanuit de bar-area! Zou het karaoke zijn? Ik check het schema op mijn telefoon. Het is inderdaad karaoke. Mijn knieën knikken terwijl ik als in trance gelijk richting de bar loop. Ik moet meedoen, maar met wat? Ik durf niet mee te doen, ik durf niet te falen, ik…. wacht! Speel ik niet al bijna tien jaar improvisatietheater? Oefen ik niet elke week zangtechnieken? Heb ik niet geleerd te falen, falen, en nog eens te falen? Precies. Ik loop door.

Bij de bar kom ik Belinda, Jolien, en nog meer leute tegen. Ik vermoed dat sommige mensen hier ook gewoon maar heen gekomen zijn omdat dit gekerm aanhoren vanuit je eigen tent minder te harden is dan er maar gewoon bij gaan staan. Ondertussen bezin ik me op een te zingen liedje. Belinda wil ook graag, maar weet ook niks. Oh, had ik nu maar een lijstje op mijn telefoon, met ‘good to go’ karaokeliedjes. Waarom ben ik nou zo zenuwachtig? Een podium, komop! In gedachten probeer ik me voor te stellen dat dit één van de vele podiumpjes is waar ik impro op heb gespeeld. Komop, inschrijven en gaan. Ik kalk mijn naam, en het liedje ‘Nightwish – Dark Chest of Wonders’ op de lijst. Nog zeven mensen voor me. Geen paniek. Dit liedje heb ik tien jaar geleden of wat in Het Vestzaktheater gedaan en dat was een vette show. Komop.

Eindelijk mag ik het podium op. Ik was vergeten dat dit nummer een fikse 50 seconden heavy metal intro heeft. Ik hoop maar dat iemand uit het publiek het kent. Maar ach, met Nightwish zit je hier in de noordelijke landen vaak wel goed. De muziek start in en de tekst komt weer boven. Het staat ook op de laptop voor me én op het scherm dat aan het publiek gericht is. Bij de eerste noten (ik zing pardoes eerst twee regels koorpartij mee, best lastig met één stem) gaat het al goed. Dit nummer is best pittig op de stem, maar ik blijk in de jaren nog niks in hoogte te zijn verloren. Een soort euforische vreugde maakt zich van mij meester. Het publiek ontspant, ik zie het. Ik kom hier niet om dronken te schreeuwen, ik zíng. Het publiek schijnt het te waarderen. Steeds meer kom ik tot rust en durf echt als performer te zingen. Ik leun achterover en kijk het publiek aan, headbang, geniet.

Ik krijg een behoorlijk applaus. Gelukkig. Ik schaar me weer in het publiek en krijg het compliment ‘maar jij kan gewoon zíngen’. Ehm ja, dat kan ik – nog steeds, gelukkig. Blijmoedig schrijf ik me nogmaals in, nu met een rustiger nummer. Weer zeven liedjes wachten, en natuurlijk de andere zangers ook supporten – hoe dronken ze ook zingen. Het valt me op dat er een paar Duitse meezingers (99 Luftballons, Moskau) voorbijkomen. Dat moet eigenlijk wel gecounterd worden met een Nederlands feestnummer. Eens zien…

Dan ben ik alweer aan de beurt. Ik heb Norah Jones – Don’t Know Why opgeschreven. De presentator wordt ook steeds dronkener en zegt bij ieder nummer dat je opgeeft ‘It’z not in tze list’ en dan zeg je ‘WEL’ en dan zoek je het zelf op. Het nummer start in en ik zeg nog even sorry tegen het publiek dat ik een langzame ballade ga doen. Ze lijken het best te vinden. Dus ik zet mijn beste soul-stem in, een stuk lager dan Nightwish, dein mee op de muziek, en breng het lied. Ik zie het publiek meedeinen, dansen, genieten. Wauw vet zeg, ik was vergeten dat ik optreden zó leuk vond. ‘My heart is drenched in wine’ zing ik. In de vrije ruimte hef ik mijn blikje zwarte bessen-cider en proost ‘SKOL!’ en het publiek proost terug. Ik ben gelukkig. Na ook weer een ovatie verlaat ik het podium weer en doe weer mee met het publiek.

Nog een laatste nummer…

Ik zoek naarstig Belinda en liefst ook Jolien bij elkaar. Maar Jolien wil niet. Bummer. Ik zoek nog een derde dame om ‘Ademnood’ van Linda, Roos en Jessica te doen. Snel inschrijven, anders komen we algeheel niet meer aan de beurt. De volgende artiest staat al te wachten en steeds meer dronken lorren schrijven zich in. Uiteindelijk weet ik als uitsmijter Joe te strikken – onze 2-something meter hoge Amerikaan, ook écht Amerikaan, grijnzend, niet te beroerd om op het podium best aardig te zingen. Hij wil wel tussen Belinda en mij in staan terwijl wij het quirky ‘Ademnood’ vertolken. Ik vertel hem in snel Engels even wat het nummer inhoudt en dat hij alleen maar hoeft te zwaaien en te grijnzen. Belinda vindt het ook best.

En dan zijn we! Hilarisch als het is doen we het ‘sexy’ nummer, vergane glorie van Goede Tijden, Slechte Tijden. Ik doe extra veel gekke bewegingen, Belinda heeft het naar haar zin, en Joe – echt – Joe steelt de show. Als forse Amerikaan tussen ons meiden in is hij echt de aandachtstrekker van dit lied. Hij weet geloof ik ook nog aardig wat we zingen, ook – dat maakt het des te leuker. De Denen schijnen het woord ‘Ademnood’ ook gewoon te snappen, wat het nog grappiger maakt. Vol van adrenaline (en met enig geklap) verlaten we na het liedje het podium weer. Ik heb drie kanten van mijn performance act laten zien, ik vind het wel welletjes.

Dan spreekt een Zweedse jongeman me aan. Hij complimenteert me met mijn zang, ‘of ik niet nog wat les wil, want ik heb echt talent!’ (even ben ik wary hier) maar hij blijkt zangleraar te zijn en kan zelf ook goed zingen. Dat heb ik gehoord, want hij vertolkte ‘Easy’ van The Commodores echt erg goed. We hadden een duet moeten doen. Hij gaat gelukkig niet verder op de ‘je hebt les nodig’ toer (want zeg nou zelf, dat heb ik in mijn leven al genoeg gehad) en gaandeweg komt er uit het gesprek ook steeds meer dat hij zelf nog behoorlijk in opleiding is. Eigenlijk is hij best wel bescheiden als je hem wat langer spreekt. Dus we hebben een prettig gesprek, en nadat de karaoke is afgelopen zetten we dat bij ons kamp nog een tijdje voort. Ik schenk hem een wijntje in – dat hij na zijn bier zonder blikken of blozen ook nog opdrinkt – en we keuvelen nog lang over muziek. Dan is het half twee en om twee uur zou de storm losbarsten, dus ik wil hem nu echt wel weghebben. We wisselen Signal-nummers uit en ik loop hem tot het einde van het pad, opdat hij zijn tentenveld vindt.

Op de terugweg kom ik nog langs de sdr-map club – ik weet even niet precies wat ze doen, maar alle dagen hebben ze een joekel van een scherm aan het pad staan met de weers- of vliegtuigvoorspellingen, weet ik wat. Dat schijnt hun ding te zijn. Ik raak eens aan de praat. De jongens komen uit de buurt van Hamm, ik denk zelfs waar ik met Michel in een huisje heb gezeten, maar ik kom gewoon niet op de naam. Dus we lullen wat over het weer en de storm en wie er allemaal weg zal waaien. Oja, ik wou naar bed!

Dus, tanden poetsen, tentje in. Storm!

maandag

Ik word badend in het zweet wakker. Jeetje, mijn kampeeruitrusting is nu een beetje té goed. De storm? Dat was echt een geintje. Toen ik naar bed ging voelde ik de wind iets rukken aan de tent, maar hij heeft geenszins de stormlijnen nodig gehad. Of ik stond gewoon heel verdekt zo aan de rand, naast Yvo’s hogere tent. Mijn tent gaf geen krimp.

Maar: de volgende weerspaniek doet zich aan. Er zal een flink pak regen vallen (mensen, nu svp niet de verkeerde eenheden bij de getallen noemen) maar dan ook écht een flink pak regen. Code oranje, het zal twee dagen lang strak over Funen trekken. Verkeer wordt gemaand om langzamer te rijden, Denen wordt gevraagd hun kelders uit te ruimen, en noodzakelijke dingen van de grond af op te slaan. En wij? Wij staan op een fiks veld in de bossen, wij krijgen gewoon een hoosbui en we zien wel.

Wederom maken we ons dus weer een dag lang op voor een onvoorspelbare nacht. En dag. En nacht. Yvo maakt zich zorgen. Een paar jongens met van die platte slaaptentjes hebben gemiept dat ze ‘in een ditch (een greppel) staan’. Dus Yvo vreest dat we op onze linie de sjaak zijn en dat zijn tent zal overstromen. Hij gaat verkassen naar hoger grond (vier meter naar voren). Ik zie hem gaan, loop rond mijn tent, schat de vlakte van het terrein in. Ik zie het écht niet. De ‘ditch’ is achter mijn tent, en zelfs die staat nu nog niet vol water. Ik sta werkelijk niet ernstig lager dan de rest van het veld. Ik zet mijn zorgen aan de kant en laat mijn tent lekker staan. Ik kampeer al heel wat meer jaren dan Yvo en kan me nog goed de storm op de camping in Algund én in het Ötztal herinneren. Mijn geliefde tent kan een behoorlijke sloot water aan alvorens ik het penibel wordt. Ik blijf.

Nee, ik pak vandaag maar eens de fiets naar Gelsted. Ik heb dat ding immers niet voor niets bij me! Gelijk merk ik het gemak van een fietsje op het kamp. Even naar de toiletten. Done. Even naar de uitgang. Done. Heerlijk om zo mobiel te zijn.

Ik fiets de Hylkedamvej af, via de Møllevej af zodat ik wat van de wijk Lunghøj zie. Op de weg moet je wel goed opletten, want door de golvende heuvels zien achteropkomende vrachtwagens je niet bepaald op tijd. Maar het is zonnig weer en ik let zelf ook goed op. Ik sla linksaf de Søndergade op en rijd naar Gelsted. Je kunt goed zien dat de aanleg van een rondweg om het dorpje een verschuiving te weeg heeft gebracht. Deze straat, die vroeger dé route door Gelsted zal zijn geweest, is aftands en verpauperd. Hier komt geen kip meer, want de weg loopt dood op een stevig treinspoor dat het dorpje dwars doorkruist. Het één zal met het ander te maken hebben gehad.

Ik ga met een klein fietstunneltje onder het spoor door en vervolg mijn weg naar de dorpssupermarkt. Hier waren we al eerder. Ik shop lekker rond en neem wat souvenirtjes mee voor Michel en mezelf. Mooi. Chocoladereepje, even zitten, dan terug naar het kamp. Het is bewolkt, maar warm en drukkend. Fietsen is zweten.

De zandweg naar het kamp begint modderig te worden, maar er is nog met de fiets overheen te komen.

We zitten nog wat rond de tent en wachten op avondeten. De gesprekken in de tent begin ik moe te worden, dus ik ga voor stroom en nuttig werk nog even in de maintent zitten. Toevallig maak ik een aardige talk over een soort Kerbal-achtige game mee. Belg Pieter meldt zich op Signal. Iedereen heeft inmiddels zijn badge opgehaald, maar ik heb geen interesse in badges. Ze worden echt met de jaren cooler, maar ik doe er na een event gewoon niks meer mee. Dus geef ik mijn badge aan Pieter weg, als hij mij de keycord geeft. Die herbruik ik wel. Met mijn laptop onder de arm lopen we naar de infodesk om het spul op te halen. Het druppelt al een beetje. Ik moet mijn laptop een beetje beschermen daartegen, denk ik nog…

Plotseling is er eten in onze villagetent. Ik pak een bordje en schep droge, licht verbrande rijst, en groente op. Het is een mix van groene dingen die ik niet herken en ook niet goed kan proeven. Ik weet het niet. Ernaast staat ook nog een schaal lauwe nasi van gisteren. Dát gaat er altijd in. Ik schep daarvan een goede bult op en mijn buik is weer gevuld.

’s Avonds ga ik bij Emiel en Belinda zitten. Even rust, even mensen die ook lúisteren in plaats van alleen maar tetteren. We halen herinneringen van lang geleden op, wat leuk is dit. Toch wil ik ook weer even terug naar mijn tent, want het begint te druppen en ik heb alleen de gaasdeuren er nog voor. Ik ben net bij mijn tent als ik merk dat ik mijn telefoon niet in mijn fannypack heb zitten. Geen paniek. Ik duik mijn slaaptent in en klap mijn laptop open. Google Find my phone… en ring, ring ring.

Ik loop met de laptop in de hand terug naar onze villagetent, in hoop hem ergens op het pad te vinden. Ik verkondig dat ik mijn telefoon kwijt ben. Gelijk belt Renze me en gaat Jelle me uitleggen hoe ik Google Find my phone kan doen. Ik sta hem wat stom aan te kijken maar grijns lief. Het volgende moment staat Belinda in onze tent met een big smile en mijn rinkelende telefoon. ‘Ik had dat al gedaan’ bedank ik Jelle. Het heeft gewerkt! Mijn telefoon heeft zichzelf teruggebracht – hij lag nog bij Belinda.

We kijken nogmaals Hacker Jeopardy en keren dan terug naar onze tenten. Het miezert. Mijn tent is… nat? Ik zie een donkere vlek midden op mijn hoeslaken. Ik inspecteer snel het euvel. Recht boven mijn slaaptent zit een driehoekige punt in het buitendoek waar veel naden samenkomen. Tergend traag rolt er telkens een druppel langs die naad recht over te de tent en sijpelt ergens bij het driehoekje naar binnen. ‘Kak’ zeg ik en ga aan de slag. Ik pak mijn washandje (dat ik toch niet gebruik) en knoop er met wasknijpers een hangmatje van. Maar wacht! Ik heb ook nog één extra tampon in mijn toilettas. Die leg ik in de hangmat. Tampons kunnen enorm veel water opzuigen. Als laatste smeer ik het druppende hoekje van binnen nog dik in met vaseline, erop lettend dat ik juist het lek wat dicht, niet de bestaande druppels re-route naar een ander punt waar het hangmatje niet onder hangt. Zo, ik kan de tent weer achterlaten.

Inmiddels regent het buiten gestaag. Ik kom nog wat vrouwen uit onze tent tegen en vraag voorzichtig rond wie er nog meer tampons heeft. Dat levert echt bijzonder persoonlijke verhalen op, zelfs van mannelijke derden, die vrijelijk spreken over het tampongebruik van de vrouwen… interessant. Goed. Dus ik weet nog twee XXL tampons te bemachtigen en gooi die ook bij in het hangmatje. Fantastisch.

Ik ga onder de shelter zitten en praat onder andere met Belg Pieter over zijn hobby klimmen. Of nee: boulderen. Maar, hij kent diverse klimmuren, zelfs in Nederland. Ik vraag geïnteresseerd door. Jawel, hij kent die op de campus van Enschede, daar was hij ooit, maar dan voor balfolk… eh ja? Ja, want balfolk doet hij ook, me dunkt, er is morgenavond een workshop folkdansen in de workshopruimte. Wat leuk! Ik vertel hem dat ik al jaren balfolk, hoewel, zeer selectief, als het in Enschede óp de campus is. Dit voorjaar ben ik zelfs niet eens gegaan. Natuurlijk wil ik naar de workshop!

Weer zien we de jongen voorbijkomen. We hebben hem inmiddels ‘hangmat-man’ genoemd, want we weten nu dat er op de heuvel in het bos kampeerders zijn die in hangmatten slapen. Vandaag spreekt de jongen zelfs, Nederlands! Hij heet Jasper en hij slaapt inderdaad in het bos. Hij reisde hierheen per trein en heeft maar heel weinig spullen bij zich. ’s Nachts legt hij zijn backpack onder zijn hangmat. Nu, met de regen, houdt hij het droog onder een tarpje. We bieden nog aan of hij zijn laptop of dergelijks in onze villagetent wil leggen, maar dat hoeft niet zegt hij. Vlug loopt hij weer door. Wat uitdagend!

Maar nu eerst slapen. Het regent nog steeds gestaag, dus ik verplaatst me nu overal in mijn geweldige K-Way regenjack (aanrader). Gelukkig dat ik goede regenkleding mee heb. Nog even tandenpoetsen en dan mijn bed in. Ik val in slaap bij het ruisende geluid op mijn tentdak.

dinsdag

Ik word wakker met het zachte ruisen van de regen op mijn tentdak. We zijn tien uur verder en ik heb het in mijn slaap niet zachter of niet horen regenen. Hoe zal het tentenveld eruit zien?

Mijn tentruitjes zijn beslagen van de condens. Het gras in de voortent plakt aan mijn sokken, maar de grond is prima droog. Vliegende beesten zijn er niet. Ik gooi de binnentent open en wen aan de dag. Reep pakken, koffie klaarmaken.

Ik heb vannacht één of tweemaal even het hangmatje uit de buitentent geplukt en zowel de tampons als het washandje uitgeknepen in de voortent (doe je dat ook eens in je leven, kraakhelder witte volgezogen tampons uitknijpen). Op zich heb ik heerlijk geslapen en nergens lekkage gehad. Terwijl het toch echt stévig doorregent.

De tampons raken wel steeds minder makkelijk droog te knijpen, dus ik vrees dat ik er nog wat bij moet hebben. Bij het ontbijt vraag ik één van de dames er voorzichtig naar, maar zij kan er niet meer afstaan. Goed, dan fiets ik vandaag weer naar Gelsted. Was gisteren ook geen moeite, toch?

Om elf uur rijd ik de fiets uit mijn tent (jahaa, wat een luxe, een eigen garage!) en zet koers naar het dorp. Dat is nu een stuk uitdagender. Eerst van het kamp afkomen. Alle zandpaden zijn modderwegen geworden. Vlak voor de hoofdweg ligt een plas van twee meter die de hele breedte van de weg overspant. Ik moet zelf door de brandnetels waden terwijl ik mijn fietsje door de plas trek. Missie geslaagd, straks nog terug.

Dan over de Hylkedamvej, ditmaal maar rechtdoor en niet de toeristische route. Betekent wel dat ik extra, extra goed op vrachtverkeer moet letten. Ik heb een knipperlichtje rond mijn arm, maar door de grijze regensluier ben ik zó slecht te zien. Ik merk dat de wagens – ook vanwege hun gewicht – nauwelijks uitwijken. Dus spring ik met fietsje en al een paar keer de brede berm in. Anders ben je zo een vlieg op de grille. Maar, ik overleef.

Weer het dorp door, naar de supermarkt. Binnen probeer ik wat op te drogen. Ondertussen zoek ik de huismerk tampons. Hebben ze niet. Dure tampons wil ik niet, het overschot is schier onverkoopbaar. Mooi dat je als vrouw echt ongegêneerd een half uur voor dat schap kan staan piekeren. Ik besluit uiteindelijk een ultracheap XXL plus plus pakje maandverband van anderhalve euro te kopen. Die zuigen ook vocht op. Incontinentieverband gaat me net te ver.

Ik fiets terug en raak echt doorweekt. In de tent hang ik de natte kleren over mijn fiets heen, die ik nu ook niet meer voor ritjes naar de toiletten kan gebruiken. Maar dit is backpack-kleding, die is snel droog, toch? Toch?

Het is inmiddels laat in de middag en ik wil nog even een artikel voor Hackaday schrijven alvorens ik naar de balfolkworkshop ga. Ik zet mijn laptop aan. 1090 Battery error. Eh. Nogmaals. Weer die error. Nogmaals. Zwart scherm.

Oh joy, denk ik, eerder geïrriteerd dan in paniek. Merijn had gisteren zijn laptop al ten dode moeten opschrijven (omdat er ook belachelijk veel stof in zat en vast nog meer redenen), nu ga ik. Maar ik heb thuis nog een Lenovo Yoga en een gelijkwaardige T450s liggen – slimme ik! Dit is vervelend, maar niet het einde.

Ik zet me op mijn veldbed en troubleshoot mijn laptop. Eens zien. Vocht in de behuizing… kan… batterij malafide, kán… maar niet per sé nu. Ergste is wel: ondanks zwart scherm wil hij ook niet meer uit. Ik zoek op mijn telefoon wat fixes en herinner me dan de EM-reset-hole die ik een vorige keer ook aangewend heb. Snel haal ik een veiligheidsspeld uit mijn toilettas en prik op goed geluk. Als mijn laptop écht last van vocht heeft zal een herstart nu kortsluiting veroorzaken en is hij echt mol. Maar nee! Hij start weer op! Blij en trots bericht ik even vanuit Windows dat het gefixt is, hang hem nu goed aan de lader, en verlaat door de verzuipende regen mijn tent weer.

Snel naar de workshop! Verzopen kom ik aan. Er zijn al drie dansen behandeld en ik kan net met een Tovercirkel meedoen. Nou, die is makkelijk, dus haak ik aan. Heerlijk, wat een feestelijke dans is dit. Daarna een Scottish en nog een Jig. Ik snap nu waarom de mensen, toen ik binnenkwam, verzuchtten dat ze ‘even drinken en rust’ wilden. Buiten regent het zo hard dat je onmogelijk je zweet kwijt kan. Na twee dansen puf en blaas ik het uit en heb ik het ook over mijn rug gutsen. Ik wil straks onder de douche! Maar eerst nog even volger voor Pieter zijn, die nu mij heeft om alle dansen uit te leggen. Als hij de naam van een dans hoort, duizelt het me nog, maar zodra ik een paar passen doe komt alles terug. Yes, ik kan alles nog goed! Bij het doorwisselen kan ik ook anderen de juiste houding en passen leren.

Had ik al gezegd dat ik me best wel superwoman voel? Naaien, zingen, laptop fixen, dansen… dát doe ik op een hackercamp!

Ik wandel na het dansen heen en weer, neem een verfrissende douche, en wandel in handdoek gewikkeld weer terug naar de village-tent. Ditmaal ben ik niet bezweet, maar behoorlijk doorweekt. Een rode regenjas over een groene reisbadhanddoek met bergschoenen eronder staat vast ook énig. Het boeit me niet meer.

In de villagetent is Yvo net twintig pizza’s aan het bakken. Jolien maakt het deeg, belegt de pizza, en Yvo gooit ze in de oven. Elke vijf minuten een nieuwe pizza. Ik zet me met mijn leesboek op een stoel in de hoek en pak af en toe een puntje mee. Dan ga ik maar weer eens naar mijn eigen tent. Die regen, die regen… nog steeds, onophoudelijk. Maar mijn tent is droog en relatief warm. Ik ga daar zitten en verder mijn boek lezen.

Michel en zijn moeder melden zich. Morgen is het woensdag, dan is het kamp afgelopen. Kom ik ’s avonds bij mijn schoonmoeder eten? Ik zeg nee. Natuurlijk niet – we hebben nog twee dagen terug te rijden, en zolang het regent brekene we sowieso niet op. ‘Jammer, komt Michel lekker wel eten’ is het antwoord, en ik moet echt fikse moeite doen om daar verder niks achter te lezen. Ik bel Michel uiteindelijk maar even op om geduldig uit te leggen hoe kamperen werkt en wat onze zeer voorzichtig voorziene terugreisplannen zijn. Ik hoop op begrip.

Daarna ben ik écht moe en ga maar eens slapen… bij het ruisen van de regen.

woensdag

Bornhack

Vandaag is officieel de laatste dag. Gisteravond is de maintent al afgebroken, muziek uit de bar heb ik eigenlijk niet gehoord (maar dat kan ook door de regen zijn gekomen). Wat brengt vandaag?

Nou, ten eerste, níet het geluid van regen. Het lijkt droog en stormachtig. Na 36 uur onafgebroken geruis van regen lijkt het bijna onmogelijk. Door het raampje zie ik grauwgrijze wolken die snel voorbijwaaien. Het is écht droog.

De laatste dagen ben ik door veel wekkers heen geslapen. Om zes uur tingelt eerst een vrolijke wekker van Erik. ‘Dat is nog uitslapen – normaal sta ik om vijf uur op’ vertelt hij me later. Dan, om zeven uur, gaat de wekker van Django. Soms hoor ik die van Paul en zijn vriendin ook nog. Nu word ik bij het eerste geluid al wakker. Opstaan, wat doen, de tent opengooien en luchten. De kleren die ik op het fietstripje naar Gelsted droeg zijn nog steeds niet droog.

Ik begin maar eens werk te maken van mijn tent. Hoewel het waait wordt de binnenkant van mijn tent nog niet veel minder vochtig. Ik pak mijn spullen iets netter in (ik had ze de vorige dagen in verband met de regen al diep in tassen gestopt) en ga eens een kijkje nemen buiten.

Natuurlijk gaan er een proteïnereep en een aanzet tot koffie mee. Die proteïnerepen komen me nu onderhand wel mijn neus uit, dat moet geen week langer duren.

Onze halve villagetent is al afgebroken, maar mensen proberen nog normaal te ontbijten. Ik vind een waterkoker met een restje en maak daar mijn koffie mee. Zo. Reep achter de kiezen, wat broodjes erachteraan. Daar is bij deze village echt niet over te klagen. Elke ochtend ligt er vers brood, elke avond is er goed eten.

Terwijl ik ontbijt verstouw help ik hier en daar mee met inpakken. Er gaan vandaag simpelweg veel mensen weg. Yvo en ik zullen blijven, alsook Paul en zijn vriendin. Een aantal mensen helpen ook gewoon afbouwen.

Ik besluit mijn tent hybride op te ruimen. Ik pak zoveel mogelijk in, van tentkastje tot kleding, douchespullen en eten. Wat ik mogelijk nog moet gebruiken voor één nachtje spartaans slapen blijft liggen. Ondertussen waait het en schijnt de zon, maar soms valt er ook ineens een heel kortstondig miezerbuitje. Een snel opgehangen waslijn kan ik echt met een minuut alweer binnenhalen.

Met mijn tent opgeruimd help ik weer mee bij de village. De enorme tent past maar net in Eriks aanhanger. Stoelen en tafels worden teruggebracht, overgebleven eten en verdwaalde electronica hoopt zich op op één laatste kamptafel. Ik pluk er vast wat nuttig eten tussenuit en sluis dat weg in een zakje. Vergeten opladers en kabeltjes gaan met een ‘eenmaal andermaal’ met iemand mee naar huis. We willen niet van elkaar jatten, toch willen we ook de achterblijvers niet opzadelen met te veel ondefinieerbare spullen. Wespen zwermen rond onze etenstafel. Iemand brengt het voedsel maar gauw weg richting ‘free food donation’ bij de infotent, opdat het later hopelijk naar de voedselbank gaat.

Tsja, denk ik hardop. Het is nu droog. Onze tenten zijn goeddeels droog. Ik zit op een stel verdwaalde kampeerstoelen naast Yvo en kijk op mijn telefoon. Als we nú inpakken kunnen we vandaag nog rijden. Yvo stelt als deadline twee uur ’s middags in. Ik bel wat campings, maar niemand neemt op. Yvo stelt een harde grens: geen besproken kampeerplaats is niet rijden. Dus tover ik het boekingsformulier van Tante Henni ervoor. Een ’tentplaats’ (minder dan we de vorige keer hadden) is vrij. Boeken? Yvo zegt ja. Dus we gaan.

We staan gelijk op en gaan beiden onze tenten inpakken. Geluk dat ik al een boel gepakt had en nu ook gelijk in de openstaande ponywagen kan leggen. Als laatste gaat mijn tent neer. Hij is nat aan de onderkant, nog wat nat op het doek… maar hij kan mee. Ik ben compleet.

Paul en zijn vriendin zouden met ons blijven, maar hebben van Yvo al van ons vertrek gehoord. Zij halen ook hun tent neer en hebben voor komende nacht een bedje in de blokhutten op het terrein geregeld. Hadden wij ook nog kunnen doen, maar wij hebben nu de camping. Dus we zeggen iedereen gedag en rollen het terrein af.

Bij het einde zie ik Belinda en Emiel nog inpakken. Ik zwaai driftig en roep langs Yvo heen uit het raam. Belinda hoort me niet. Oké, we moeten doorrijden, want we hebben een auto achter ons. Dus we gaan.

Zo rollen we in een waterig zonnetje het scoutingterrein af, terug de wereld in. Al snel zitten we op de grote weg naar Middelfart, Kolding, en zo om de bocht weer richting Duitsland.

Hasloh

Zuidwaarts rijden is niet zo heel moeilijk. Op een koffiestop onderweg komen we Erik en zijn bijrijder nog tegen.

Ik haal de reisbingo maar weer uit de tas. We dibbesen over wat een grensbord nou is. Michel en ik hebben daar een ruime marge in. Een grensbord kan zowel het Europese bord met de cirkel aan sterren zijn, als het ‘infobord’ waarop de basics van het land staan. Yvo is strenger. Mijn oplossing? Ik zet op de bingokaart aanhalingstekens om het woord \”grensbord\”. Opgelost.

Tegen de middag rollen we weer het dorpje Hasloh binnen. We weten de weg inmiddels. Ik kijk vooruit welke plek we zullen hebben: 42 dit keer. Maar 42 staat net niet op de kaart! ‘We hebben dit keer ook een trekkersplaats’ waarschuw ik Yvo vast. ‘Dat is niet genoeg, we hebben een aanhanger…’ ‘Geen zorgen’ stel ik hem gerust, zoals dat bij Michel ook altijd werkt. Ik kan Duits en we komen er wel uit. Bij de camping staat wel het bordje ‘VOL’ – maar zeg dat niet tegen een Ulrich als ik – ik krijg altijd plaats. We parkeren de auto ditmaal even voor de slagboom en ik ga te rade bij de campingeigenaar.

Joviaal laat hij ons het trekkersveld links achter de vijver zien. Al meerdere tenten staan daar wat verdwaald uiteen. We kunnen er niet met de auto op, maar onze twee tentjes passen nog prima aan de rand, ver weg van de anderen. De aanhanger en de auto zetten we op het parkeerplaatsje voor de camping, eigenlijk maar vijf meter lopen vanaf onze plek. Het is wel drassig nat op het veld… dat krijg je, ook hier zijn de buien overheen gegaan.

Ik heb onderweg al gepiept dat ik het weer koud zal hebben – mijn grote tent opzetten wil ik echt niet – en Yvo biedt gul aan zijn tarp als windscherm op te zetten. Wat hoffelijk. We zetten de boel op en als Yvo ziet hoe leuk ik onder het zeil sta, wil hij er met zijn tent óók onder. Toe maar, al kunnen we er dan niet meer zelf onder zitten.

Het is droog en ik heb onderweg al een broodje gegeten (ook daar heeft Yvo aan gedacht, door om stipt vijf uur vrij prompt bij een Raststätte te stoppen), dus we hoeven niet meer onder de tarp een maaltje te koken.

Ik ga nog even in de bubbel aan de vijver zitten en lees een boek. Andere campinggasten zien dat en willen ook, dus ik ga er maar weer even uit. Een uurtje later is de bubbel weer vrij en gaan Yvo en ik er allebei zitten. We bespreken het kamp.

Als het donker wordt verhuizen we naar onze tenten en proppen ons daar onder het randje tarp dat ietsje warmte biedt. We hebben nog een goed gesprek over onze levens en Yvo’s nieuwe huis. Ik heb mijn voorraadje wijn uit de ponywagen gehaald en nip er lustig op los.

Het wordt bedtijd, vind ik. Dus we zeggen welterusten en ik wurm me in mijn tent. Oh, hoezeer mis ik de ruime, droge voortent, de stahoogte – alles! Maar het is maar voor één nacht.

donderdag

Hasloh

Ik word keurig om half acht wakker van mijn wekker. Ik heb brak geslapen. Niet dat het erg koud was – het viel wel mee, ik ben warm – maar ik heb om duistere redenen in een compleet verstarde houding op mijn luchtbedje gelegen. Ik had verzuimd het veldbed op te zetten en daar heb ik wel spijt van, want op mijn luchtbedje alleen kan ik niet op mijn zij liggen. Dat wist ik al toen ik nog Thermarest-matjes had. Mijn heupen doen enorm pijn. Ook heb ik inmiddels wat spierpijn van de balfolk-workshop.

Ik krabbel en dans mijn tent uit, moet gelijk in mijn bergschoenen stappen en het natte gras vermijden. Maar daarna is het kleine tentje ook zo opgeruimd en ingepakt. We doen de tarp als laatste en sluiten de ponywagen weer goed af.

Dan hangen we de wagen weer achter de auto (werkelijk: dat zou ik bijna vergeten) en we rollen het terrein af. Op naar Nederland, maar eerst koffie.

Dus zo gauw als het kan maken we een koffiestop.

‘Ach we zijn nu toch bij Hamburg’ overpeinst Yvo, ‘we kunnen door Hamburg rijden…’ ik zie hem twijfelen, want, zo zeg hij later, hij kent Hamburg alléén met file. Volgens mij (en Waze) staan er naar het zuiden geen files, dus ik vind dat we het moeten doen. En Yvo? die zegt ‘Yolo’ en daar gaan we.

We suizen door de stadse tunnels, met zeker 70 of 80, en Yvo roept alsmaar dat het goed opschiet. Ik let ondertussen op hoe we ter hoogte van Sarah’s oude huis rijden, door Sankt Pauli, Landungsbrücken, de Elbetunnel, de havens, Harburg. En dan zijn we Hamburg uit en kunnen we op Bremen aan!

‘Nou’ zegt Yvo opgelucht ‘dat heeft ons zeker een uur bespaard!

Wildeshausen

Bij Wildeshausen doen we nog een lunchbreak. Ik weet niet wat te kopen, want net als in Italië op de terugweg heb ik het dilemma dat ik gewóón een schnitzel wil, maar die alleen te koop is met allerlei liflafjes voor een belachelijk bedrag.

Dus verhuis ik naar de Burger King en vraag in het Duits of ik ‘alleen de bijgerechten’ kan bestellen – zijnde ‘nuggets’. Het meisje kijkt me blanco aan en haalt dan haar baas erbij. Ze spreken Engels. Zij is Aziatisch. De baas kijkt haar aan alsof ze stom is en blaft dat ze de nuggets aan moet slaan. ‘Plain or normal?’ vraagt hij aan mij. Dat is mijn moment om hém stom aan te kijken. Ik wijs maar naar het bord, waar normale nuggets en vega-nuggets op staan, tien cent verschil. ‘…Normal?’ opper ik. Het meisje slaat gedienstig iets aan en de baas verdwijnt weer.

Nu heeft ze de vega-nuggets aangeslagen. Ik wijs haar erop. Ze snapt me niet. Ik zucht. Over 10 cent ga ik niet mekkeren, maar ik heb geen idee wat ik krijg. Het lag toch al klaar dus ze schuift het ook zo in drie papieren zakjes in elkaar en ik krijg het mee.

Gefrustreerd zet ik me aan tafel bij Yvo, maar bedenk dan ook hoe het voor het meisje moet zijn. De taal niet spreken, bij een wegrestaurant met internationale aanloop gaan werken, en dan dit – en zo’n snauwende baas. Ik laat het maar. De nuggets smaken toch naar niks.

We rollen verder en komen uiteindelijk dichter en dichter bij Enschede. Yvo heeft ‘Park de Kotten’ op de navigatie ingetikt en dat brengt me in de war – normaliter betekent dit dat we naar míjn huis rijden en ik mijn spul uit de wagen gooi. Maar Yvo woont óók op Park de Kotten (nog wel) en in dit geval betekent het dat we bij hém parkeren en ik mijn spul met een bolderkar terugbreng. Ingewikkeld!

Thuis

We kachelen naar Park de Kotten en pakken de aanhanger uit voor Yvo’s huis. Ik pluk al mijn spullen ertussenuit en pak ook Yvo’s canvas bolderkar. Alles past erin.

Mijn vouwfiets ligt nog onbereikbaar voor in de aanhanger, en ook mijn zak fruit en mijn schoenen zal ik later vinden. De stoel vergeet ik, die gaat tijdelijk Yvo’s berging in.

Eerst de volle bolderkar naar huis, dan leeg terug, dan het vouwfietsje ophalen. Wat een leuk kort stukje bij dit zonnige weer!

Thuis zit mevrouw Kat me al aan te kijken. Ik ga douchen, hangen, en pak daarna alles uit. Meer dan ik dacht is echt nog klam. Gelukkig kan het nu in de was…