Met zijn creditcard
Het is voorjaar. Partner MC (te H., moet ik er van hem bij vermelden) bekommert zich om zijn drie mountainbikes. De vierde bike is enkele weken geleden door mij op Marktplaats gezet, dus daar geen zorgen meer voor. De andere drie hebben eigenlijk allemaal wel onderhoud nodig. Haperende versnellingen, versleten veringen, noem maar op. Dat twee van de drie bikes van het merk ‘Specialized’ zijn geeft vast al weg dat je voor een vervangend onderdeel niet zomaar bij de Halfords terecht kunt.
MC’s rode bike is als eerste aan de beurt. We maken een afspraak bij zijn vaste fietsenmaker in Hengelo, en op de bewuste dag brengt MC de bike langs. Later op de dag kan hij hem weer ophalen.
De volgende dag wordt MC enkele malen gebeld door de bewuste fietsenmaker. Nee, hij neemt niet op. Zo is mijn lief. Bellen is een noodzakelijk kwaad. Wie het echt meent, belt wel nog een keer. En nog een keer. ‘Bel ze nou eens terug’ maan ik hem. Enigzins humoristisch erachteraan ‘straks moeten ze je nog vertellen, dat je remmen niet goed werken.’
Uiteindelijk krijgen de twee elkaar aan de telefoon. MC licht me in. ‘Ik heb kennelijk mijn creditcard daar uit mijn broekzak laten vallen. Dat wilden ze me laten weten. Of ik hem op kom halen.’ Geheel niet verbaasd – ik ken mijn lief – neem ik hier rustig kennis van.
De volgende avond rijden we op ziekenbezoek naar Almelo. Direct vanuit het werk rijden we met de auto de Bornsestraat op. Die loopt parallel aan het industrieterrein waar de fietsenmaker kwartier houdt. Al gelijk aan het begin van de straat rollen we vast in een file. ‘Middagspits’ vermoeden we. Alvorens we de rotonde bereiken, waar we richting bedrijventerrein kunnen afslaan, rijden we letterlijk achter langs het gebouw van de fietsenmaker. Ik ken het terrein, want ik moet er vaker zijn voor afspraken.
Het loopt nu wel echt krap tegen sluitingstijd. ‘Zal ik uitstappen, en gaan lopen?’ opper ik. ‘Dan kom jij daarna omrijden en pik je me weer op.’ ‘Goed plan.’ zegt MC, en wurmt in zijn broekzak. ‘Hier heb je mijn rijbewijs, als legitimatie. Anders krijg je mijn creditcard vast niet mee.’ ‘Maar je bent zelf aan het autorijden, wat als…’ ‘Komt goed’ antwoordt MC en daarmee stap ik de auto uit.
Eerst links de andere rijbaan over. Daar rijdt het verkeer wel met 80 kilometer per uur door, dus opletten geblazen. Ik huppel het gras in en pak een fietspaadje richting de bedrijven. Op de weg zie ik MC met een slakkengang doorrijden. Geen zorgen nu, dit komt vast precies uit, houd ik me voor.
Ik bereik de garage al snel en word gauw geholpen. De medewerkers grappen met me, over hoe moeilijk mijn lief te bereiken was. Ik lach mee, bedank ze, en stap weer naar buiten. Ik loer om het gebouw heen. MC rijdt letterlijk net voorbij! Maar tussen ons ligt nog wel een parkeerterrein en een ruig stuk grasveld…
Ik hups over de lage afrastering en hol door het hoge gras. Ik bereik de autoweg. Oh nee! Een diepe sloot! Ik zie MC langzaam naar links achter een boom verdwijnen. Rijdt de file nou harder door?
Ik maak gauw een bocht om de sloot heen, pak een stoffig paadje mee, en ren weer richting de weg. In mijn jaszakken hotsen pasjes, portemonnee en telefoon vrolijk mee. Die moet ik hier nu niet kwijtraken, dan hebben we een nieuw probleem!
Ik bereik de weg weer. Weer oversteken. MC rijdt ver links van me. Nog een auto of tien voor hem en dan zal hij de rotonde bereiken, waar het verkeer vastzit. Daarna moet hij echt wel optrekken en doorrijden!
Ik steek met een gelukje tussen de razende auto’s de rijbaan weer over en glip tussen twee rollende auto’s door. Nu naar links rennen. Welke auto is van MC? Elke auto is zwart! Hoe ziet een Alfa Romeo van de achterkant eruit? Waarom herken ik die nog steeds niet?
Dan stuit ik op een zwarte stationwagon met bekende vormen. Het Alfa-logo prijkt achterop. Dit moet hem zijn! Ik trek het portier open. Ja! MC! Met een diepe zucht laat ik me in de stoel zakken, klap het portier dicht en doe mijn gordel om. ‘Ik ben er weer!’
Zo, nu kunnen we door naar Almelo…