In de suite, zei de barones

We gaan terug naar 2004, de zomer staat op het punt van aanbreken. Natuurlijk zin ik er op om op reis te gaan. Maar waarheen, en met wie? Ik weet vriend Erwin te strikken voor een reisje naar Oostenrijk. Hij wil al jaren de boerderij opzoeken waar hij als kind een vakantie doorbracht. Ik wil lekker kamperen. Dus pakken we zijn Volkswagen Polo in en vertrekken we naar het zonnige Alpengebied.

De reis verloopt allerzins prettig, tot we in de buurt van Frankfurt motorproblemen krijgen. Erwins leasewagen is gechiptuned – met medeweten van zijn werkgever – oftewel: voorzien van een chip die de motor ontgrendelt om extra vermogen te leveren. We vermoeden dat er opgespat water in de motor is gekomen en de chip heeft uitgeschakeld. Erwins auto rijdt plotseling geen 200 meer, maar net 120. Sportieve autoliefhebber als hij is maakt dit hem wel aardig sip.

We bellen met zijn werkgever en doorlopen zijn verzekeringen. Het blijkt dat we de ADAC mogen inschakelen. Evenlater stoppen we bij een Raststätte langs de weg en worden we begroet door een automonteur. Hij neemt plaats op de bestuurdersstoel, plugt wat in, en klapt een stoer bomproof koffertje open. Dat blijkt een laptop te zijn, waarmee hij de foutcodes van de bolide uitleest. Hij reset de sensor van de chip en stuurt ons weer op pad. Blij zoeven we de snelweg weer op.

Maar helaas, nog geen kilometer verder zakt de Polo weer terug naar de honderd. Een diepe zucht klinkt. ‘Hij moet echt naar de garage. Kijken of dit vandaag nog gaat lukken.’ Het is vrijdagmiddag, en in latere jaren zal ik leren, dat je dan echt niets gedaan krijgt bij Duitse garages. Maar, de verzekeringsbeambte helpt ons goed en wijst ons een Volkswagen-garage in het schattige dorpje Hanau, onder de rook van Frankfurt. Leuke bijkomstigheid is dat alle kentekens hier met HAU beginnen, mijn initialen.

De garagemonteur heeft geen hoopvol nieuws voor ons. De chip is stuk en moet vervangen worden. Dat gaat over het weekend heen. Maandag kunnen we de auto weer ophalen. Dat duurt ons te lang, we hebben maar een week vakantie. Daarop oppert de monteur dat we een vervangende auto mee kunnen krijgen. Een Polo nog wel! Maar… niet gechiptuned. Toch lijkt het Erwin leuker om überhaupt te gaan, met een auto waarvan je weet dat die gewoon niet harder kan, dan met zijn eigen auto, die niet functioneert zoals je gewend bent. Dus we krijgen de sleutels van de Polo – Duits kenteken, beplakt met ‘Auto Schnatz’ – en na wat ompakken (wat uiteraard precies past) rollen we de weg weer op.

Het is nu echter wel te laat om nog door te rijden naar Oostenrijk. De verzekering dekt ook een nacht hotel hiervoor, dus doen we dat. Na een paar kilometer door Hanau staan we voor een typisch zalmkleurig gepleisterd Duits Gasthof. Ik vind het leuk hoe Erwin de auto mooi tussen de muren door de binnenplaats op rijdt, want hij kent de breedte van zijn auto natuurlijk precies.

Het Gasthof is rustig, maar ook dat is niet ongewoon in kleine Duitse gehuchtjes. Elk dorp heeft een herberg, of er nou klanten komen of niet. We krijgen een lekker diner voorgeschoteld, en ontdekken dan wat onze toegewezen kamer is: de bruidssuite!

We hebben een heuse zolder met ramen aan alle kanten voor onszelf. Een chique schrijftafel, een bed waar je omheen kunt dansen, en tot slot een sierlijke antieke sofa. In de laatste stralen avondlicht pakken we de camera erbij en zetten we onszelf als vorst en vorstin op de foto in ons luxueuze paleisje. Dat we voor vannacht een bed moeten delen deert ons niet zo, het is gewoon king size.

De vakantie gaat voort in de geleende Polo. Op de snelweg worden we, zo vindt Erwin, veel vriendelijker bejegend. Niemand weet dat we Nederlanders zijn! We kamperen rond de Attersee en bezoeken Erwins kennissen. Het zijn heerlijke dagen met veel zon.

Dan wordt het tijd om terug te keren. Al vroeg rollen we de Polo van de boerencamping af en weldra suizen we met respectabele snelheid over de Oostenrijkse en Duitse snelwegen. We naderen Hanau, waar onze eigen auto ons te wachten staat.

Het is inmiddels al tegen zevenen ’s avonds als we de wisseltruc weer gedaan hebben. Erwin zoeft buiten Hanau de verlaten provinciale weg op en probeert de snelheid even goed uit. ‘Flits’ zegt een camera in de bosjes. We tieren allebei van ongenoegen. Maar: die Leistung fehlt nicht mehr, we kunnen met bloedspoed over de snelwegen huiswaarts.