Bij de rotary

Het is 12 mei 2022 – een willekeurige donderdagavond, zou je zeggen. Toch niet helemaal. Ik heb mijn vaste vrije dag, maar ga tegen de avond toch naar kantoor. Niet echt naar míjn kantoor, maar naar het theatertje dat er sinds kort onder gevestigd zit. Dat weten we, hoor. Regelmatig wordt er al op vrijdagmiddagen ingetrommeld en luid kabaal gemaakt. In een poging de buren wat te temperen in hun muzikale uitspattingen ben ik al een keer binnengewandeld om vrienden te maken.

Vanavond loop ik weer door de deuren, maar nu als gast. De manege waar ik al 18 jaar rijd, is namelijk uitgenodigd voor een informele cabaretavond. Er zal ook een aanzienlijk geldbedrag uitgeloofd worden door de lokale rotary en aanverwanten met een hobby in financiën. Ik ben uitgenodigd als vrijwilligster, om naast de instructrices de manege te vertegenwoordigen.

Het begint al bij binnenkomst. De Zíngende Obers! Nog voor ik mijn eerste champagne in de vingers gedrukt krijg, geef ik zanglerares Siebrig een gezellige knuffel. Zwaai naar Pim, en hef dan mijn glas. Wat leuk! Zie en hoor ik ze eindelijk eens in het echt.

Mijn entree is opgemerkt door verschillende goedgeklede gasten, die ik nog niet ken. Met een joviale glimlach stel ik me aan ieder voor die mij geïnteresseerd zijn of haar hand toesteekt. En dat zijn er nogal wat. Het lijkt wel een erehaag. Gelukkig doen ze dit bij iedere verstekeling die hier de tent binnenwandelt. Het ding is alleen, ik heb verderop al mijn instructrices zien zitten, dus ik maak me er vluchtig vanaf en loop zwaaiend door.

Oh, dan nog mijn outfit. Voor vanavond heb ik gekozen voor een kanariegele kokerjurk. Ik weet wat voor geciviliseerde bedoening het hier zal zijn vanavond, en dan moet je natuurlijk zelf niet underdressed zijn. Voor de goede orde schaar ik me aan het tafeltje bij de dames. Die zijn stuk voor stuk ook allemaal goed gekleed. Normaliter zie ik ze in paardrijkloffie. Het gesprek hangt wat stil – het is ook wat scheef – ik heb nooit informele gesprekjes met mijn instructrices. Dus zij klitten zo’n beetje bij elkaar, zowel in hun gespreksonderwerpen als aan tafel, en ik kijk wat rond. Tijd om een rondje te lopen. Alvorens de show echt begint maak ik diverse praatjes met grijze heren. Ze zijn gekleed in corduroy pantalons en kasjmieren sweaters, en ze komen met hun ouwe lucht net iets te dicht bij mijn oor ‘omdat ze slecht horen’. Ik waai zo’n beetje mee. Gelukkig heb ik één troefkaart: reizen. Natuurlijk zeg ik niet dat ik op kortingstickets reis en in hostels slaap. Ik spreek alleen van de verre oorden, de bijzondere ontmoetingen, en de vrijheid. Dat houdt ze wonderwel erg begeisterd.

De wijn vloeit, de obers zingen (want dat doen ze, duh) en terwijl een lokale cabaretier een fijne Twentse show neerzet, loven de mensen van het goede leven ons een aanzienlijk geldbedrag uit voor de doorontwikkeling van de manege. Ik ben weer bij de dames gaan zitten en probeer me keurig te gedragen, terwijl de witte wijn steeds meer bezit van me neemt.

Na de show waaiert iedereen uiteen. Ik begeef me weer naar de bar om nog wat gesprekken met de goedgeklede heren voort te zetten. Als ik mijn aangeschoten gemoed maar een beetje onder controle kan houden. Ze weten dat ik van de manege ben, die wil ik wel op goede manier blijven vertegenwoordigen. Voor ik het weet ben ik alweer aan de praat met allerlei dames en heren. In mijn outfit missta ik niet tussen ze, en, mijn lichte dronkenschap weggecijferd, gedraag ik me er ook keurig naar. Zoals Vivian in Pretty Woman.

Geheel onverwachts komt de cabaretier op ons pad. Joviaal spreekt hij me aan. Wie ik ben? En wat ik doe? We raken in een geanimeerd gesprek over theater, optreden, zingen en wat al niet. Meerdere mensen staan er omheen en we houden een levendig gesprek. Een man pakt het over en vraagt mij weer naar mijn reizen. Ik vertel en vraag uit. Ook hij is bereisd (natuurlijk met privéjets en gouden koffers, maar daar wordt in dit gesprek sowieso niks van genoemd – dat nemen we van elkaar gewoon aan). De cabaretier drukt me zijn kaartje in handen en verzekert me dat we een keer samen moeten zingen – nee optreden! Hij zal me bellen. Gauw.

Weer die man, over reizen. Dan komt het hoge woord ter sprake. Hij is van de rotary. Nee goh, denk ik met mijn beschonken kop. Dát had ik nou níet gedacht! Maar dan komt zijn volgende verrassing, die me werkelijk verbaast. Ik moet bij de rotary komen! Hij nodigt me uit! Het zou wat voor me zijn, enig!

Een beetje met de stomheid geslagen grinnik ik schaapachtig. Hier heb ik geen charmant antwoord op. ‘Ik vrees’ glimlach ik uiteindelijk koket ‘dat ik daarvoor niet in de juiste kringen vertoef. Dank u.’ Tijd om de plaat te poetsen. Met een kort knikje laat ik het gezelschap achter me en wandel zo recht mogelijk naar de uitgang. Haal boven in kantoor mijn jas op. Pak mijn fiets uit de stalling en trap stilletjes het terrein af. Dan schaterlach ik het uit. De rótary… maar hé! Ik ben wel uitgenodigd!