Mijn hoed, mijn hoed

Dit is een verhaal over het verliezen van mijn befaamde leren hoed. Laten we met z’n allen hopen dat dit verhaal geen opvolger krijgt.

Het is zaterdag 4 november 2023. Ik bevind me in Utrecht, om precies te wezen in Theater Parnassos. In dit theater wordt het Nederlands StudentenKampioenschap Theatersport gehouden wanneer Theatesportgroep Parnassos (TSGP) het jaar daarvoor weer eens gewonnen heeft.

Ik ben al op vrijdag naar Utrecht afgereisd en heb de nacht doorgebracht op de bank in de huiskamer van mijn neef Felix. Hoewel klein behuisd heeft hij alle moeite gedaan om mij een comfortabele slaap- en zitplek te geven. In de ochtend ben ik er al vroeg uit en ben op mijn gemakje naar Parnassos gewandeld.

We kijken geamuseerd hoe de ploegen op gang komen. De scènes worden steeds feller, de voorkeuren worden duidelijk. Vriendin Lineke wandelt halverwege de ochtend de zaal in waar ik zit. We onthalen haar met een brede glimlach. Hoewel in haar vijftigste pas aangesloten bij onze ‘studentenvereniging’ was zij daadwerkelijk student, maar tegelijkertijd ook iemands moeder – en daarmee moeder van ons allemaal.

De eerstvolgende wedstrijden kijken we gezamenlijk. Tussendoor verplaatsen we ons door de lange, klassiek schools aandoende gangen van het gebouw. Hier en daar zijn de ruimtes opgefleurd met strandartikelen en parasols, want dat is het thema van dit NSK. Na elke match slinger ik mijn rugtasje op mijn rug. Aan het rugtasje hangt mijn hoed, vastgemaakt met een oud reepje velcro, zoals ik dat altijd doe.

Laat in de middag bevinden we ons in een schemerig verlichte zaal. Het is nagenoeg het einde van de match. ‘Waar is je hoedje dan’ merkt Lineke geheel achteloos op. Ze heeft geen idee. Mijn hart schiet in mijn keel. Ik voel aan mijn tas, aan het riempje waar ik hem aan had vastgebonden. Weg. Fluisterzacht schiet mijn hand onder mijn stoel, maait rond. Ik let op de show terwijl ik zoekend rondkijk. Mijn hartslag schiet omhoog. ‘Hij is weg’ piep ik benauwd. Lineke is, zoals altijd, een rots in de branding. ‘Ga maar zoeken, hij is hier ergens.’ Ik kijk verwilderd. ‘Ja nu’ zegt ze kalmpjes, en bonjourt mij de zaal uit.

Ik snel door de gang, naar – ja naar waar eigenlijk? Kwamen we van boven? Waren we al op deze verdieping? Heb ik een andere trap genomen? Uit totale radeloosheid wandel ik doelbewust op het standje in de entreehal af. Een meisje van TSGP bemerkt mijn onderdrukte paniek. Ze denkt dat er iets enorms aan de hand is. ‘Ik ben mijn hoedje kwijt, mijn leren hoedje’ breng ik doodkalm uit ‘die heb ik al heel lang, en verliezen is een enorm drama voor me. Wil jij uitvinden of iemand mijn hoedje gevonden heeft?’ Ik kijk haar vriendelijk aan terwijl ik het zeg, maar vriendelijk en kalm zijn nu echt wel de laatste woorden die eigenlijk mijn hoofd vullen. Ze knikt. ‘Ik ga nu in een strandstoeltje zitten’ kondig ik evenzo ad rem aan, en zet me neer. Mijn hoofd is in crisismode, mijn verschijning: een engeltje. Ik zit bijna hyperventilerend, met tunnelvisie, te glimlachen in het stoeltje.

Er wordt wat gemompeld onder de dames bij haar. Er wordt geknikt. Vrijwel gelijk draait het meisje zich om. ‘Iemand heeft hem gevonden, ik ga hem halen.’ Ik knipper met mijn ogen. Dit kan niet zo snel, ze bedoelt vast een ander hoedje. Maar het meisje snelt al de trap op, helemaal tot de derde verdieping, en komt al gauw weer terug. In haar kielzog drie Pro Deo-leden. Het meisje overhandigt mij inderdaad míjn hoedje. Ik ben verbluft. ‘We vonden je hoedje, Heidi!’ roepen de Pro Deo-leden. ‘Hij lag op de vloer in de gang, boven. We dachten al dat het die van jou was!’ Ik straal. Ik geef het TSGP-meisje een knuffel, nog altijd met een stralend onberispelijk gezicht, en stijf van stress. ‘Weet dat me dit echt een heleboel drama bespaard heeft. Je hebt géén idéé.’ Ze knikt vriendelijk en gaat weer door met haar taakjes aan de balie.

Lineke komt de gang uitgewandeld. ‘En, heb je hem alweer!’ roept ze lachend. Ook zij krijgt een knuffel. Ik ben echt nog helemaal uit m’n doen van de stress. Maar, al gauw keert mijn adem terug naar normaal. De mist in mijn hoofd trekt op, de tunnelvisie verdwijnt. We gaan de sneeuw in, een hapje eten.