Afslag Fette Biscottate

Het is zomer 2023. Michel en ik naderen de laatste dag van onze vakantie in Toscane. We zullen vanavond nog uit eten gaan en morgenochtend voor het ochtendgloren naar Nederland rijden.

Op die bewuste laatste avond klooien we nog met een autozekering en kopen we onderweg nog snel een fles koelvloeistof. Die avond schuiven we aan bij Da’Vi, het excentrieke Vietnamees-Italiaanse restaurant dat we vorig jaar ontdekt hebben. Na heerlijke ietwat vreemde gerechten (waar het restaurant om bekendstaat) sjokken we terug naar onze auto en rollen we ons bedje in. Om vijf uur gaat de wekker alweer.

Het is nog donker, zo vroeg is het. Ons huisje bevindt zich ook nog in een bos, waar het licht pas laat door de bomen dringt. De honden en katten van ons gastgezin slenteren verbaasd langs onze voordeur. Waarom zijn wij zo vroeg op? Na een routineuze check laten ze ons met rust, terwijl wij de laatste tassen in de auto drukken en het huisje achter ons op slot doen.

Bij schemer verlaten we het muisstille achterland van Cecina. We rijden naar de snelweg en maken vaart. Na een uurtje piept de zon voorzichtig over de Apennijnen. De route is schitterend, maar ook bitterzoet, want we gaan tenslotte naar huis.

Net als op de heenweg slaat Michel plotseling met een kreet op het stuur. ‘Ach…!’ hij kijkt mismoedig. Ik vraag hem wat er is. ‘Ik ben de biscottate vergeten.’ Ja, ik snap hem. Dat is zuur.

Het is zes uur ’s ochtends, geen winkel is open. We zijn het de vorige dagen, met al ons geklier met de auto, ook glad vergeten. Geen biscottate mee naar huis dit jaar, afgezien van de paar pakjes die in de etenstas zullen zijn beland. Maandenlang geen gelukkig ontbijt voor Michel, want in Nederland zijn zulke lekkere ontbijtcrackers gewoonweg niet verkrijgbaar.

Zuchtend rijden we uren voort. Steeds noordelijker komen we in Italië, steeds verder weg raken we van de Conad supermarkten waar achter gesloten deuren pakken vol fette biscottate liggen te wachten op andere kopers. Het is jammer.

Tegen negen uur zeilen we de ringweg rond Milaan op. Voor mij begint het wat actiever navigeren. Opeens krijg ik een plan. Ik toets wat in op de navigatie. Michel dubbelcheckt. ‘Moet ik er hier af?’ ‘Ja’ zeg ik prompt. Dat blijkt geen sinecure. Een afslag op een afslag, we rollen een bocht in en rijden pardoes een beetje verkeerd. Is niet erg, met een lusje komen we weer op de goede weg. ‘Waar gaan we héén?’ wil Michel onthutst weten. ‘Zeg ik zo wel, volg deze weg maar’ kwinkeleer ik.

Zo zoeven we evenlater door de buitenwijken van west-Milaan, noordwaarts, naar het plaatsje Lainate – dat we eigenlijk alleen van de Autogrill langs de snelweg kennen. Hier woont dus het personeel dat ons jaarlijks bedient op onze heenreis. Inmiddels is onze snelheid afgezwakt tot een lullige vijftig kilometer per uur en passeren we woonwijkjes en bushaltes. Mensen lopen op straat het zaterdagochtendrondje met hun hond. Opeens zijn we er, bij een kleine parkeerplaats met een heuse Conad-supermarkt.

‘Een Conad!’ Michel glundert. Hij rolt ons volle vehikel in een vak en opgewekt lopen we samen naar binnen. Twee, drie paden door. Dan opeens tref ik Michel met in zijn armen vijf pakken echte huismerk fette biscottate en de grootste glimlach die ik ooit op zijn gezicht heb gezien. Als een kind zo blij. Snel trek ik mijn telefoon en vereeuwig dat moment.

Dan spoeden we ons naar de kassa, waar de lokale bevolking opkijkt van hun krantje en hun mandje ontbijtgranen en ons schielijk voor laat. Een oud mannetje schuift zijn Conad-kaart bij ons op de band. ‘Sconto’ prevelt hij ons blijmoedig toe. Zeker dat we daar blij mee zijn. We rekenen af en springen met onze buit terug in de auto.

Al gauw denderen we weer voort over de snelwegen die de Po-vlakte doorkruisen. Zwitserland, Duitsland, we jakkeren door. Zaterdagavond zijn we thuis, mét een fikse voorraad aan échte Conad fette biscottate!