Er gaat niets boven Bramsche
Het is 2008, of daaromtrent. Ik woon samen met vriend WJBB, we raken onderhand aan elkaars gezelschap gewend. De zomervakantie is nog ver, we willen er even tussendoor op uit. We kennen het Teutoburger Woud, dat op een uurtje van Enschede ligt. Daar kunnen we heen rijden, maar waar precies? Er komen daar al zo veel toeristen. Ik kom op een idee.
We pakken de Grote Bosatlas erbij en slaan hem open op de kaart van Duitsland. Rondom het Teutoburger Woud kijken we naar mooie groene vlakken op de kaart, liefst met een beetje reliëf. We zijn er nog nooit exact geweest, maar dat moet geen probleem zijn toch? Het gaat er juist om dat je een beetje op avontuur gaat.
Verder navigerend op een online kaart zien we mogelijke vakantiehuisjes en hotels verschijnen. Dat laatste lijkt ons wel makkelijk. Lekker uitslapen, niet koken, beetje wandelen in de omgeving. Want: zo dicht bij het toeristisch gebied, dat moet toch wel mooi zijn! We boeken een hotel met sauna in het kleine gehucht Bramsche, met het idee: als het zo klein is, wandel je ook zo het buitengebied in.
Op de bewuste dag rijden we een uurtje noordwaarts en checken we in. Het hotel is op zich niets bijzonders. Het uitzicht ook niet: we hebben geen erg mooi gelegen kamer toebedeeld gekregen, of gevraagd. Naar buiten dan maar. Het is grillig weer. De mist hangt duimendik in de straten. De stoepen zijn smal en de auto’s scheuren belangeloos voorbij, alsof ze het bestaan van het dorp ontkennen. We proberen wandelpaden te vinden, maar stuiten op woonwijk na woonwijk, allemaal in nevelen gehuld. Er is geen kip op straat.
Terug uit deze nietszeggende kou besluiten we dan maar voor het eten nog even de sauna in te gaan. Goed geluimd hangen we onze badjassen om en gaan we op verkenningstocht door de keldergewelven van het oude hotel. Al gauw stuiten we op echte Duitse jaren ’70-charme. Oranje tegels, bruine plafonds, plastic sfeer, neppe raampjes met kleurenfoto’s van Spaanse stranden waar de beau monde van toen vertoefde. Het is hier beneden alsof de tijd heeft stilgestaan.
Voorzichtig wandelen we door de verlaten gangen, alles helverlicht, dat wel. Gaan sauna’s in, zetten ons een beetje ongemakkelijk in plastic ligstoelen met formica tafeltjes. Het is bijna zo vervreemdend stil als in het Overlook Hotel. Dan zien we opeens de ultieme toevoeging aan dit landschap: een andere gast. Zijn kapsel is perfect, alsook zijn dikke borstelsnor, zijn strakke Speedo. Gelegen in de rustruimte verderop leest hij zijn krantje. Hij rookt er niet bij, waarschijnlijk simpelweg omdat dat hier niet mag.
Ongemakkelijk vervolgen we onze saunaroutine. We voelden ons al naakt, nu nog vele malen meer. Na nog wat dralen en hangen in onze badjassen, allebei doend alsof we ons bibliotheekboek lezen, gaan we toch maar naar boven. Deze saunamiddag is voorbij, we gaan eten.
Ik hoef eigenlijk niet meer te vertellen over dit weekendje weg. Op zondagavond rijden we stilletjes weer naar huis. Niet meer zomaar doen dan maar.
In 2009, enkele maanden later, bevind ik me in het noorden van Finland. Ik woon voor mijn afstuderen enkele maanden in een studentenflat in Oulu. Voor een feestje ben ik in een nabijgelegen flat. Daar kom ik aan de praat met de Duitse student Kevin. Blij is hij om on Erasmus te zijn, eindelijk weg uit dat kille verlaten Duitse gat waar hij vandaan komt. Het heeft zelfs een hotel. ‘Maar, daar gaat echt niemand heen…’