I Will Survive
Als mensen mij vragen wanneer ik begon met zingen, dan is het antwoord ‘heel vroeg’. Ik zong in huis van alles mee: alle liedjes in de Sound of Music, Grease, kerstliedjes… mijn moeder en mijn zus zongen ook, dus we waren eraan gewend. In mijn jonge jaren zongen we ook rond het avondeten verschillende popnummers met elkaar. Whitney Houston, Mariah Carey, Aretha Franklin. Ik hoorde dikwijls Abba en Nana Mouskouri, en dan nog de Nederlandstalige helden op de radio.
Op school zongen we ook. Ik zat op een oecumenische school, wat zoveel betekent als dat er aandacht wordt besteed aan het christelijk geloof. We hadden een map vol liedjes en ik zong elke maandag en vrijdag uit volle borst mee bij de weekopening en -sluiting. Eerlijk gezegd vond ik zingen in een groep maar saai. Ik wilde veel toontechnieken oefenen en daarom goed mijn eigen stem kunnen horen.
Van de Top 40 had ik het liedje ‘I Will Survive’ opgepikt. De Hermes Houseband, enig en alleen bekend om dat nummer, bracht het in een gladde feestsetting ten gehore. Wekenlang luisterde ik en prentte ik het me in. Ik kon nog amper Engels, maar veel had je daarvoor niet nodig. Ik begreep de strekking en ik was het er roerend mee eens: nooit zou ik kruipend naar een vriendje terugkeren!
Op een dag werd ik uitgenodigd voor een kinderfeestje. Onze klasgenote Jolijn, op wiens feestje ik volgens mij nog nooit was geweest, mocht ineens de hele klas uitnodigen. Dat zou nooit bij haar in huis passen, noch zouden we ergens met auto’s heen kunnen, maar dat hoefde ook niet. Jolijns moeder Gerrie had goede banden met Het Koffiekabinet, een koffiehuisje in het centrum van Doesburg. Het feestje mocht daar ’s avonds in de kelder worden gevierd. Voor ons stel tieners was dat machtig spannend. Wat het nog leuker maakte, voor mij althans, was dat we elk even mochten optreden.
Jolijn zelf trad natuurlijk met een stukje op. Dan zal er nog een handvol kinderen zich aangemeld hebben. Echt een dappere klas hadden we niet, hoor. Maar onder die paar kinderen was ik. Ik kende ‘I Will Survive’ uit mijn hoofd. Mijn moeder tipte me dat ik het nummer moest zingen in de stijl van Gloria Gaynor, niet in de stijl van de Hermes Houseband. Waarschijnlijk zal ik wel flink gepest zijn met het uitspreken van de naam ‘Gaynor’ op die leeftijd, maar ik liet me niet weerhouden. Ik stond op de deelnemerslijst.
Gewapend met een cassettebandje en een zwarte coole outfit voegde ik me bij de luide tieners in de kelder. Na een tijdje was ik aan de beurt. Maar terwijl we het cassettebandje in de booster klikten, gebeurde het noodlottige: de muziek kon niet worden afgespeeld. Er was iets mis, met de stroom, of met het apparaat. Maar begeleidende muziek zat er voor mij nou nét niet in.
Dat weerhield me niet. Stuiterend van de adrenaline zei ik het dan gewoon a capella te gaan doen. Tot iedereens verbazing deed ik dat ook. De microfoon werkte prima, dus ik gaf mijn beste vocalen ten gehore en sloot af met luid geklap van… de juffen, meesters, en het kliekje ouders.
Niet veel kinderen leken het nummer te kennen. Weinigen vonden mij cool.
Eén ding weet ik zeker. Ik zong niet vals. Ik liep niet weg. Ik stond er, en ik trad op.
Een jaar of wat later kreeg ik de hoofdrol in de eindmusical van groep acht. Misschien weet ik wel waarom.